Businesscase, bedrijfs- en inrichtingsplan
Veel samenwerkingsinitiatieven starten met een ‘businesscase’ waarin diverse samenwerkingsvarianten met elkaar worden vergeleken. In dergelijke vergelijkingen worden aspecten als kenmerken in vormgeving en aansturing, kwaliteit, kosten, kwetsbaarheid, kansen voor medewerkers, kracht in de regio en bestendigheid van iedere variant in kaart gebracht. Het ‘best passende’ samenwerkingsmodel, kan vervolgens in een ‘bedrijfsplan’ worden uitgewerkt. Een bedrijfsplan moet in onze ogen tenminste de volgende elementen bevatten: de doelstellingen van de samenwerking, de missie, visie en kernwaarden, de bestuurlijk-juridische vormgeving, de rolverdeling tussen raden, colleges en samenwerkingsverband, de bestuurlijke en ambtelijke aansturing, de hoofdstructuur, de personele en de financiële consequenties. Het bedrijfsplan vormt daarmee de basis voor een politiek en bestuurlijk ‘go / no-go-besluit’. Indien een ‘go’ wordt gegeven op de samenwerking is veelal nog een periode van circa een jaar nodig om de samenwerking feitelijk operationeel te hebben. In deze kwartiermakersfase wordt in een inrichtingsplannen de organisatie meer in detail uitgewerkt: een fijnstructuur, de functies en formatie en de werkwijzen, processen en systemen kunnen daarin worden vervat.